Het Klimaatakkoord van Parijs zette organisaties wereldwijd voor het eerst aan het denken over concrete klimaatdoelstellingen. Organisaties startten ambitieuze duurzaamheidsprogramma’s, gericht op het verduurzamen van hun primaire processen, vastgoedportefeuilles en overige bedrijfsvoering. CO₂-reductie werd centraal gesteld, met beloftes om emissies fors naar beneden te brengen.
De kloof tussen de organisatie en de opgave
Hoewel organisaties ambitieuze klimaatdoelstellingen hebben geformuleerd, sluit hun interne organisatie vaak onvoldoende aan bij de complexiteit van de klimaatopgave. Taken en verantwoordelijkheden zijn zelden formeel belegd, periodieke rapportages ontbreken, en structurele (bij)sturing blijft uit. Duurzaamheidsmanagers worden vaak gekozen op basis van hun inhoudelijke expertise en bevlogenheid — kwaliteiten die hen en de organisatie ver brengen. Toch blijkt in de praktijk dat zij vaak niet toekomen aan het blootleggen van de meer ‘droge’ organisatiekundige aspecten. Hierdoor stagneert de voortgang op termijn. Het resultaat: duurzaamheidsmanagers die vermoeid en ontmoedigd raken, en de gestelde ambities blijven uit.
Een oplossingsgerichte aanpak: komt de organisatie overeen met de opgave?
Het volwassenheidsmodel duurzaamheid is een raamwerk dat via vijf pijlers de hele organisatie doorlicht. Dit doen we met interviews, focusgroepen of vragenlijsten. Deze vijf pijlers zijn:
- Strategie en beleid
- Proces en organisatie
- Sturing en beheersing
- Informatie en systemen
- Mens en cultuur
Figuur 1: Volwassenheidsmodel duurzaamheid
Voor elke pijler wordt de volwassenheid van een organisatie in kaart gebracht aan de hand van vijf niveaus: van ad hoc (niveau 0) tot netwerkgericht (niveau 4). Het doel is niet om op alle pijlers zo hoog mogelijk te scoren, maar om een evenwichtige ontwikkeling te realiseren. Een organisatie moet voldoende volwassen zijn om de klimaatopgave effectief aan te kunnen. Uit onze ervaring blijkt dat niveau 2 daarbij het minimale vereiste is. Op dit niveau is verduurzaming geïntegreerd in de standaard processen en wordt het niet langer ad hoc (niveau 0) of projectmatig (niveau 1) benaderd. Dit is essentieel, omdat de klimaatopgave vraagt om een planmatige, langetermijnaanpak. Gestandaardiseerde werkwijzen, heldere verantwoordelijkheden, betrouwbare data en structurele (bij)sturing zijn daarbij cruciaal.
Van diagnose naar impact
Door een diagnose aan de hand van het volwassenheidsmodel op te stellen, wordt duidelijk op welke pijlers de organisatie zich kan ontwikkelen. Per pijler werken we dan samen met de organisatie interventies uit, om zo de organisatie door te ontwikkelen. Het gevolg: haalbare klimaatdoelstellingen (en… hopelijk een minder moegestreden duurzaamheidsmanager).
Figuur 2: Diagnose van de organisatie
Figuur 3: Minimale niveau voor het realiseren van de klimaatopgave
Figuur 4: Ontwikkelopgave voor de organisatie