TwynstraGudde_60jaa_wit
Werken bij

    Waar wij aan werken

    Met onze adviseurs, managers en opleiders dragen we bij aan duurzame, maatschappelijke veranderingen. Denk aan de energietransitie en de klimaatdoelen, de toekomst van de landbouw, goed onderwijs, passende zorg, oplossingen voor de krapte op de woningmarkt en hoe we het best van A naar B reizen. De uitdagingen zijn groot, maar onze kracht ligt in daadkracht. We laten transities werken.

    Wie we zijn

    Onze adviseurs en managers hebben uiteenlopende expertises en voelen zich verantwoordelijk voor de uitvoering. Duurzaamheid is een integraal onderdeel van onze werkwijze.

    ‘De Refugee Talent Hub brengt werkgevers en vluchtelingen dichter bij elkaar.’

    Jasper Oudshoorn, Adviseur Zorg

    Recente vacatures

    Slimme en duurzame mobiliteit

    Inhousedag Stad van de Toekomst

    Ben jij student, starter of professional met minder dan 2 jaar werkervaring en wil je ervaren hoe het is om als adviseur bij TwynstraGudde te werken? Kom dan naar onze Inhousedag 'Stad van de toekomst'. En ervaar zelf hoe jij kunt werken aan verschillende opdrachten zoals 1) het sneller...

    Solliciteer nu
    Zorg

    Medior interim manager Openbaar Bestuur

    Wij geloven dat de huidige uitdagingen in de publieke sector om nieuw leiderschap vragen. Hiervoor is een nieuwe generatie managers nodig. Managers die opgaven behapbaar kunnen maken, die mensen kunnen inspireren en motiveren en die....

    Solliciteer nu

    Interview Industrie en overheid aan zet in de energietransitie

    Om de energietransitie in Nederland en Europa verder te brengen en de doelstellingen van 2030 en 2050 te halen, hebben overheid en industrie elkaar nodig. We vroegen Guus van Leerdam, partner bij TwynstraGudde en momenteel betrokken bij de New Energy Task Force in het haven-industrieel Complex Rotterdam en Ingrid Post, clusterregisseur Noordzeekanaalgebied hoe zij kijken naar de huidige ontwikkelingen.  

    Verliezen of versnellen? De energie-intensieve industrie luidde nadrukkelijk de noodklok over de voortgang van de energietransitie. Begrijpen jullie dat signaal? 

    Ingrid: ‘Zeker. De industrie in Nederland - en breder in Europa - kampt met een fors verslechterd investeringsklimaat. Dat komt vooral door het ongelijke speelveld. Bedrijven vinden het daardoor moeilijk om te investeren in verduurzaming van de productieprocessen. Er is echt actie nodig. De Europese Clean Industrial Deal is daar een aanzet toe. De contouren zijn positief. Er zitten goede elementen in, maar ‘the proof of the pudding is in the eating’. Uiteindelijk moet dit leiden tot concrete maatregelen.’  

    ‘Maar Nederland moet zelf ook aan de bak. Het Groene Groeipakket is een stap in de goede richting, maar niet voldoende. Energieprijzen en netwerkkosten zijn in Nederland aanzienlijk hoger dan in de ons omringende landen. Daarnaast zijn er nog steeds nationale beleidsmaatregelen die het speelveld scheeftrekken, zoals de CO₂-heffing.’  

    Guus: ‘We kijken in Nederland te veel naar het nationaal beleid en te weinig naar het Europese speelveld. Met het afschaffen van bijvoorbeeld de volumekortingsregeling liepen we voorop, maar we hadden weinig oog voor de Europese context.’ 

    Als je één maatregel mag veranderen, welke heeft dan je prioriteit?   

    Ingrid: ‘Absoluut het creëren van een gelijk speelveld, met name op het gebied van netwerkkosten. Dat helpt zowel grote industriële spelers als innovatieve initiatieven, zoals elektrolysers.’ 

    Guus: ‘Ik denk dat de onzekerheid rond netaansluitingen een nog urgenter probleem is. Als er nieuwe projecten worden opgestart kunnen netbeheerders geen duidelijkheid geven over transportcapaciteit. Gevolg: bedrijven wachten met investeren tot er duidelijkheid is of vertrekken naar andere landen.’  

    Hoe ervaren jullie publiek-private samenwerking?

    Herkennen jullie daarbij de samenwerkingsruit, het model van TwynstraGudde met een centrale rol voor de procesregisseur? 

    Ingrid: ‘Ja, energietransitie is een complex vraagstuk dat intensieve samenwerking vereist, omdat geen enkele partij het alleen kan oplossen. Transparantie over belangen en het maken van een gezamenlijke maatschappelijke en financiële businesscase zijn cruciale elementen.’ 

    Guus: ‘Samenwerken verloopt in de praktijk zelden volgens een model. Juist wanneer de werkelijkheid afwijkt van het theoretische plaatje, wordt de kwaliteit van samenwerking zichtbaar. Ik zie daarbij zeker een rol voor een procesregisseur: iemand die het overzicht bewaart, knelpunten herkent, de voortgang bewaakt en partijen helpt om gezamenlijk stappen te zetten. Het is daarbij essentieel dat je boven de partijen kunt staan en dat je door alle betrokkenen wordt erkend als iemand die onafhankelijk kan handelen.’ 

    S2784 Figuur samenwerkingsruit PPS (TST) -3-1

    Afbeelding: samenwerkingsruit van TwynstraGudde 

    Hoe verloopt die samenwerking binnen het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI)? 

    Ingrid: ‘Er is duidelijk vooruitgang geboekt in de samenwerking tussen Rijk, regio, industrie, overheden en netbeheerders. Het signaleren en bespreken van knelpunten gaat goed, maar het gezamenlijk doorbreken ervan blijkt weerbarstig.’ 

    Guus: ‘Er is sprake van een soort driehoek tussen urgentie, consensus en doorzettingsmacht – en juist dat laatste ontbreekt vaak. Nederland is een goed georganiseerd en democratisch land, maar die zorgvuldige besluitvorming werkt soms ook verlammend. Wat we nodig hebben is een systeemarchitect – iemand die niet alleen technisch, maar ook markt- en regelgevingsgericht kan doorpakken.’ 

    Zo’n onorthodoxe maatregel kan een deltacommissaris voor energie-infrastructuur zijn. 

    Ingrid: ‘Daar ben ik geen voorstander van. Die verantwoordelijkheid ligt al bij het Rijk. Het is belangrijker dat het systeem als geheel wordt uitgedaagd en dat bestaande structuren en heilige huisjes ter discussie worden gesteld. Dat is de kracht van onorthodoxe maatregelen: niet per se nieuwe functies creëren, maar anders durven denken én werken.’ 

    Guus: Het huidige regulatorisch kader zit soms oplossingen in de weg. Zo wordt er (los van de discussie over maatschappelijk prioriteren) nog strikt het ‘first come first served’ criterium aangehouden. Dat leidt tot onnodige vertraging, je zou daar wat ruimer handelingskader willen hebben 

    Ingrid: ‘Zo zijn er ook mogelijkheden voor het beter benutten van netcapaciteit en het versnellen van procedures rond energiehubs. Er ligt inmiddels een pakket aan versnellingsmaatregelen waar we in het Noordzeekanaalgebied al mee bezig zijn.’   

    Hoe kijk je aan tegen de rol van de ACM? 

    Guus: ‘De ACM doet goed werk, en werkt hard aan nieuwe netcodes, waaronder een aantal gericht op de situatie van congestie. Het is goed om te zien dat er – naast doelmatigheid - meer focus komt op tempo en handelingskader in de huidige tijd van congestie. Ik geloof niet in een grote systeemverandering, een big bang, ik geloof in het stap voor stap doorvoeren van kleine verbeteringen die echt verschil maken.’  

    Er zijn veel programma’s vanuit de overheid, denk aan PEH, NPE en NPVI. Hebben jullie nog overzicht? 

    Guus en Ingrid: ‘In grote lijnen weten we wel welke programma’s waarvoor bedoeld zijn. Wat wel belangrijk is: er is meer integraliteit nodig tussen de programma’s en tussen het Rijk en de regio’s. Niet door nóg een nieuw programma op te tuigen, maar door beter samen te werken, informatie te delen en gebiedsgericht te denken. Alleen dan kunnen de bestaande programma’s echt effectief landen in de praktijk.’ 

    Ook privaat-private samenwerking is cruciaal voor de energietransitie.

    Tegelijkertijd lijkt daar veel wantrouwen te bestaan, bijvoorbeeld over het delen van bedrijfsgevoelige informatie. Herkennen jullie dat? 

    Ingrid: ‘Ja, maar ik begrijp het ook. De concurrentiepositie speelt een grote rol. Ik zou willen dat er meer transparantie was, maar het is een gegeven waar we mee om moeten gaan.’ 

    Guus: ‘Het is een balanceeract, die soms tot frustratie leidt’.  Enerzijds voelt het oncomfortabel om gevoelige bedrijfsgegevens, zoals profiel en toekomstig verwacht verbruik, te delen. Anderzijds is het een voorwaarde voor goede samenwerking en ontwikkelen van scenario’s, Wellicht hebben we hier juist een systeemshift nodig: van vraag gestuurd naar aanbod gestuurd ontwikkelen van energie infrastructuur.’ 

    Ingrid: ‘Misschien is een data safe house een oplossing, een neutrale plek waar data worden gedeeld onder strikte voorwaarden.’ 

    Conclusie: Guus en Ingrid pleiten voor meer praktische actie, snelheid en meer regie. Geen nieuwe programma’s, maar het beter toepassen van wat er al is, in goede samenwerking tussen overheid, industrie en regio’s.  

    Alle mensen

    Alle mensen