Evalueren is een essentieel onderdeel van de beleidscyclus; het stelt beleidsmakers in staat om de toegevoegde waarde van beleid te bepalen. Daarmee vormt het een cruciale schakel in de democratische verantwoording van beleid. Niet voor niks is het evalueren van beleid bij wet verplicht gesteld, is de zogenaamde ‘Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB)-cyclus’ geïntroduceerd en zijn er in de Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) richtlijnen voor evaluaties vastgelegd. Hiermee is geborgd dat de overheid beleid evalueert, en dit gebeurt dan ook veelvuldig. Naast de vele evaluaties die ministeries laten uitvoeren door onderzoeks- en adviesbureaus, controleren ook instituten als de Algemene Rekenkamer het functioneren van de overheid. Het gaat om honderden onderzoeken per jaar, alleen al op Rijksniveau. Daar komen alle evaluaties en rekenkameronderzoeken op lokaal niveau nog bij. Hiermee heeft Nederland in principe een goed ingebed evaluatiestelsel.
‘Geweldig!’, zou je zeggen. Dan is de overheid dus goed in staat om te bepalen wat wel of niet werkt, en krijgen we steeds beter beleid: beleid dat leidt tot het oplossen van maatschappelijke problemen, en oog heeft voor de leefwereld van mensen. Maar de praktijk blijkt helaas weerbarstig. Recent nog concludeerde de Algemene Rekenkamer namelijk: ‘Vrijwel nergens stellen ministeries vragen over de wenselijkheid van beleid en worden leerpunten uit evaluaties consequent opgepakt’. Dit is een zorgelijke constatering, wetende hoeveel tijd en geld er in evaluaties wordt gestoken. De vraag rijst dan meteen: wat is er voor nodig om de lessen van evaluaties beter te laten doorwerken? Uiteraard spelen verschillende factoren hierin een rol, zoals de timing en politiek draagvlak. Maar het begint ermee dat de directbetrokkenen bij het onderwerp van de evaluatie ervan leren én geactiveerd worden iets met de uitkomsten te doen. Hoe bereik je dat?
Hoogleraar Illeris (2007) gaat in zijn boek How we learn: Learning and non-learning in school and beyond in op factoren die een rol spelen in leerprocessen. Hij betoogt dat leren verloopt via drie dimensies: via de inhoud, via mentale energie en via sociale interactie. Volgens Illeris ligt de focus bij leren te vaak enkel op de inhoud. Terwijl, zo betoogt hij, de twee andere dimensies voor leren minstens zo belangrijk zijn.
Ook in evaluaties is dit in onze ogen het geval. De inhoud staat in evaluaties centraal, terwijl voor de andere dimensies minder aandacht is.
Samen hebben de ontwerpers en de evaluatoren van TwynstraGudde onderzocht hoe deze vakgebieden evaluatieonderzoek en social design elkaar kunnen versterken, om hiermee ook de andere twee dimensies meer een plek te geven in evaluaties. Wij zien drie kansen, die wij in dit essay toelichten en illustreren aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden.
Ben je zelf een evaluator of ontwerper en vind je het interessant om over dit onderwerp door te praten? Of wil je graag een evaluatie uit laten voeren met aandacht voor het hart, maar weet je nog niet precies hoe? Neem dan vrijblijvend contact op met Marieke of Eva om verder te praten.
Deze publicatie is onderdeel van een reeks waarin we de brug slaan tussen een ontwerpende aanpak en de overheid. Eerder verschenen in deze reeks: