‘We hebben het laatste jaar gewerkt aan de regiobeelden en plannen vanuit het IZA. Nu focussen we meer op de uitvoering en hoe we dat met alle partijen gaan doen. Je ziet in Flevoland ook dat er veel verschillen zijn tussen lopende initiatieven.
Als we de stappen uit het IZA niet zetten, moet straks een derde van de Nederlandse bevolking in de zorg werken om alle hulpvragen op te kunnen pakken. Bij de zorgpartijen in de regio Flevoland is het besef er dat er iets moet gebeuren. We moeten echt anders gaan samenwerken. Een mooi voorbeeld vind ik Het Vlie, een gezondheidscentrum in de Noordoostpolder waar verschillende zorgpartijen een integraal en innovatief zorgaanbod van preventie tot behandeling gaan aanbieden.’ aldus Breet.
‘We sluiten aan bij de energie en daadkracht van bestaande samenwerkingsverbanden, die veelal subregionaal zijn georganiseerd. In die samenwerkingsverbanden wordt er gewerkt aan (de uitwerking van) concrete doelstellingen. Regionaal zorgen we voor meer samenhang en overzicht. We zorgen voor meer verbinding en uitwisseling tussen deze initiatieven. Het met en van elkaar leren en inspireren staat centraal in de regio.’
‘De bedoeling van het IZA is groots, maar hoe maken we dit in onze regio werkbaar? Met andere woorden: hoe maak je het grote klein en steun je dat wat er al loopt. Het is de wens van de betrokken organisaties om te intensiveren op de lopende initiatieven. Om hier vorm aan te geven is er een regionale samenwerking vormgegeven. De decentrale initiatieven geven de transformatie vorm, hieruit ontstaan meerdere plannen. Vanuit de regionale samenwerking ontwikkelen wij een Netwerkbureau. Het Netwerkbureau zal een netwerkcoördinator aanstellen die de samenhang en verbinding tussen alle plannen zal borgen. Als gemeenten en zorgverzekeraar zijn wij verantwoordelijk voor het proces. Daarnaast is de gemeente ook inhoudelijk betrokken.’
‘We kijken vooral bij welke initiatieven de energie zit, om vanuit subregionaal en lokaal niveau de transformatie aan te gaan. En regionaal verbinden en te leren van en met elkaar. Elke partij heeft daarin zijn eigen stukje verantwoordelijkheid. Noem het gedeeld eigenaarschap. We beseffen dat dit ook een valkuil kan zijn. Want als iedereen verantwoordelijk is, is uiteindelijk niemand verantwoordelijk. Vanuit de gemeenten zetten we als eerste in op een aantal specifieke onderwerpen zoals de arbeidsmarkt, GGZ en e-health. Daar gaan we samen met partners mee aan de slag. Daar waar mogelijk en van meerwaarde organiseren we op regionaal niveau een gezamenlijke lobby. We willen vooral aansluiten bij wat er al loopt. Zo combineren we ruimte voor bottom-up initiatief en ruimte voor regionale verbinding.
Om partijen in contact te brengen is er een regionaal bestuurlijke bijeenkomst en een breed netwerkoverleg twee keer per jaar. Om initiatieven te delen in de regio en tussen gemeenten organiseren we ook leercafe’s. Zo proberen we ontmoeten, verbinden en inspireren te organiseren. Het is belangrijk om kennis te delen, elkaar te zien en te horen waar men mee bezig is, wat goed gaat en wat niet.’
‘In het regioplan komt de gemeente veel terug. Maar hoe ga je daar als gemeenten mee om? Wij proberen vooral gewoon te doen en daarin is het zoeken naar een balans tussen de gemeentelijke uitvoeringsagenda en lopende initiatieven. Neem bijvoorbeeld de samenwerking met de GGZ vanuit de WMO. We inventariseren hier eerst wat we al doen en wat er nog moet gebeuren. Vervolgens volgt de uitwerking door de gemeente en andere betrokken organisaties waarna lokale uitvoering volgt. Ook nemen we wat nodig is mee in de inkoop. Voorbeelden van ontwikkelingen in de samenwerking tussen de GGZ en het sociaal domein zijn de mentale gezondheidscentra, implementatie van de consultatiefunctie en het ontwikkelen van het verkennend gesprek.’
‘Nu raak je nog een spagaat die we ervaren. We intensiveren en ontwikkelen allerlei initiatieven in alle domeinen. Daar zijn veel tijdelijk beschikbare middelen vanuit het IZA mee gemoeid. Het is een uitdaging om te zorgen dat de resultaten van alle inzet bij de inwoners terechtkomen en dat daarmee de middelen goed weggezet worden. Waar het vervolgens schuurt, is dat het vooral incidentele middelen zijn, waarbij de vraag rijst hoe we na 2026 verdergaan. Stoppen die middelen dan? Of kunnen we door? Je moet aan de slag, maar hebt geen zekerheid.’
De VNG ondersteunt gemeenten ook in dit vraagstuk en brengt de knelpunten bij VWS onder de aandacht.
‘Wij zien in onze regio dat iedereen heel graag wil. Dus soms kan je je even verliezen in alle dualiteiten die er ontstaan. Maar tezamen zorgen we ervoor dat we niet in een negatieve spiraal terechtkomen. Kijk vooral naar de mogelijkheden en begin gewoon. Dat heb ik wel gemerkt in de overleggen: we moeten het niet te lang over de structuur hebben, laten we over de inhoud praten. Mensen willen aan de gang, maak daar gebruik van. Sluit aan bij de energie, zoek de verbinding en kijk naar de kleine resultaten.’
‘Ik denk vooral heel simpel: als je elkaar leert kennen. Als je elkaar een keer gezien hebt, neem je makkelijker contact op of stap je op elkaar af bij de borrel. Een mooi voorbeeld is de verbindende coalitie. Hier zag je dat er koffiemomentjes ingepland werden tussen personen die dat anders niet hadden gedaan. Zo van: laten we nog even bellen.’
Sta jij zelf voor een domeinoverstijgende opgaven en wil je graag met iemand hierover sparren? Wil je meer weten over wat wij doen in domeinoverstijgend samenwerken neem dan contact met ons op!